Raad voor de Journalistiek benadrukt recht op informatie

Op zijn bijeenkomst van 8 februari 2007 heeft de Raad voor de Journalistiek een reeks nieuwe beslissingen goedgekeurd. Het zijn de eerste uitspraken die de Raad heeft gedaan in zijn nieuwe samenstelling, die is ingegaan in januari 2007.

In twee uitspraken met een principieel karakter heeft de Raad voor de Journalistiek het belang van het recht op informatie onderstreept. Het betreft beslissingen, die genomen werden op vraag van het Parket van Antwerpen. Het Parket had bedenkingen bij foto's die twee kranten hadden gepubliceerd over de reconstructie van de racistische moorden in Antwerpen. Hoewel de gerechtelijke overheid had gevraagd om de verdachte niet te identificeren, hadden De Standaard en Het Nieuwsblad toch herkenbare foto's afgedrukt.
De Raad voor de Journalistiek vindt dat de kranten toch geen inbreuk hebben begaan op de journalistieke beroepsethiek omdat het niet ging om een afspraak, maar om een eenzijdig verzoek.
In uitzonderlijke gevallen kan een eenzijdig verzoek om bepaalde elementen niet in de openbaarheid te brengen door de pers worden gehonoreerd. Aangezien het een beperking betreft van het grondrecht van informatie, is hiervoor echter vereist:
(1) dat het verzoek overtuigend en uitdrukkelijk wordt gemotiveerd, en
(2) dat de hoofdredactie ervan op de hoogte wordt gebracht en erbij wordt betrokken, aangezien het hier geen kwestie van nieuwsgaring betreft maar wel van wijze van publicatie of verspreiding, waarvoor de hoofdredactie de uiteindelijke verantwoordelijkheid draagt.
Aan deze voorwaarden was in de gegeven omstandigheden niet voldaan, vindt de Raad voor de Journalistiek.

In een andere beslissing heeft de Raad voor de Journalistiek eraan herinnerd dat het wederwoord een rechtmatig uitvloeisel is van de persvrijheid. Als betrokkene hierom uitdrukkelijk verzoekt, kan het wederwoord enkel om ernstige redenen afgewezen worden.