Wie een interview geeft, is het in principe eens met de uitzending ervan

Wie aan een interview meewerkt, is het er in principe mee eens dat het ook uitgezonden wordt. Indien er nadien ernstige redenen zijn om het interview in te houden, moet de journalist hiermee rekening houden, zeker als het gaat om intieme getuigenissen. Maar dan is het wel aan degene die op zijn medewerking terugkomt om te bewijzen dat die vraag is gesteld en op welke gronden ze gesteund is.

Dat staat in een beslissing die de Raad voor de Journalistiek op 13 januari 2005 heeft genomen. De Raad behandelde een klacht tegen een journaliste die voor VTM een reportage had gemaakt met getuigenissen van slachtoffers van seksueel geweld. Een van de slachtoffers betoogde dat ze nadien telefonisch verbod had opgelegd om het gesprek uit te zenden, wat door de journaliste werd ontkend.
De Raad vraagt aan journalisten wel om bij het gebruik van getuigenissen over persoonlijke en intieme gebeurtenissen een bijzondere zorgvuldigheid aan de dag te leggen. Maar er zijn geen aanwijzingen dat dit niet is gebeurd in de zaak die aan de Raad werd voorgelegd.