Richtlijn identificatie van minderjarigen onder maatregel van jeugdrechter aangepast

De richtlijn in de beroepsethische Code over identificatie van minderjarigen onder een maatregel van de jeugdrechter is licht gewijzigd.

Zoals voorheen herinnert de richtlijn eraan dat elke identificatie van een minderjarige die onder een maatregel van de jeugdrechter valt, bij wet verboden en dus strafbaar is. Tegelijk zegt de richtlijn dat vanuit beroepsethisch oogpunt identificatie in een aantal gevallen verantwoord kan zijn. Met de aanpassing verwijst ze nu naar artikel 13 van het Kinderrechtenverdrag, dat het recht op vrije meningsuiting van minderjarigen waarborgt.

De tekst over identificatie van minderjarigen onder een maatregel van de jeugdrechter luidt voortaan als volgt:

Elke identificatie van een minderjarige die onder een maatregel van een jeugdrechter valt, is bij wet verboden en dus strafbaar. Het maakt daarbij geen verschil of het gaat om een jongere die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd of een jongere in een verontrustende opvoedingssituatie.

Beroepsethisch kan identificatie in een aantal gevallen verantwoord zijn.

  • Wanneer de berichtgeving helemaal niet over de betrokken zaak gaat en de maatregel van de jeugdrechter niet genoemd wordt.
  • Om identificatiegegevens te publiceren die justitie, politie of Child Focus zelf vrijgeven, bijvoorbeeld in het kader van een zoekactie. Als deze instanties in een latere fase om bijzondere redenen vragen om de verspreiding van de gegevens te stoppen, houdt de journalist daar in de mate van het mogelijke rekening mee.
  • Om een minderjarige toe te laten zijn of haar kant van de zaak toe te lichten, overeenkomstig artikel 13 van het Kinderrechtenverdrag dat het recht op vrije meningsuiting van minderjarigen waarborgt. Cruciaal is de vraag of identificatie in het belang van de minderjarige zelf is.

Punt drie, waarin sprake van het Kinderrechtenverdrag, sprak voorheen ook over een gewichtig maatschappelijk belang. Dat is weggevallen. Maar het blijft cruciaal, net als vroeger, dat identificatie in het belang van de minderjarige moet zijn. Zoniet is er altijd de optie om hem of haar onherkenbaar te maken.