Bij de Raad voor de Journalistiek werd in augustus 2024 een klacht ingediend tegen de column van Herman Brusselmans die nationaal en internationaal de gemoederen hoog deed oplaaien. De Raad heeft de klacht ongegrond verklaard.
De klacht werd ingediend door Groep Herinnering vzw, een Belgische vereniging die onder meer strijdt tegen alle vormen van racisme en antisemitisme en voor het behoud van de herinnering aan het verzet tegen de nazi-ideologie.
De klacht ging over de column
- van 4 augustus 2024 op Humo.be onder de titel Column. Herman Brusselmans: ‘Het Midden-Oosten zal exploderen, er is een Derde Wereldoorlog op komst’;
- van 6 augustus 2024 in Humo onder de titel Koppensneller. Herman Brusselmans: ‘Het leven blijft maar duurder worden.’
De klacht focuste op deze passage in de column: “Ik zie een beeld van een huilend en schreeuwend Palestijns jongetje dat helemaal buiten zinnen om z’n onder het puin liggende moeder roept, en ik beeld me in dat dat jongetje m’n eigen zoontje Roman is, en de moeder m’n eigen vriendin Lena, en ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen. Je moet er natuurlijk altijd bij denken: niet iedere Jood is een moorddadige rotzak, en om die gedachte vorm te geven maak ik me een voorstelling van een bejaarde Joodse man die door m’n eigen straat schuifelt, gekleed in een afgewassen hemd, een nepkatoenen broek en oude sandalen.”
Tijdens de debatten over de klacht is gebleken dat beide partijen antisemitisme afkeuren.
De betwiste publicatie is een column van auteur Herman Brusselmans, die in Humo en op Humo.be elke week zijn mening geeft over een opvallende kop in de krant of op een nieuwssite, zoals de hoofding meldt. De columns zijn duidelijk als zodanig gemarkeerd. Brusselmans doet dat in zijn eigen stijl, die gekend staat als satirisch, provocerend, eenzijdig en met overdrijving. Ook de betwiste zin “ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen”, past in die stijl. Deze zin moet gelezen worden in de context van de hele column, waarin stemmingswisselingen de rode draad vormen en Brusselmans na de betwiste zin meteen schrijft dat hij niet alle Joden over dezelfde kam scheert. Rekening houdend met de context van de column in zijn geheel is de Raad van oordeel dat er met de publicatie van de column geen sprake is van aanzetten tot discriminatie of racisme, noch van stigmatisering, in dit geval antisemitisme, zoals bepaald in artikel 27 van de Code.
De uitspraak leest u op deze site en bij dit bericht.