De Raad voor de Journalistiek heeft zijn beroepsethische code herwerkt. De tekst is geactualiseerd op basis van de uitspraken over klachten van de voorbije 17 jaar en houdt rekening met de verdergaande digitalisering en de maatschappelijke aandacht voor fake news. Verder zijn een aantal artikels en richtlijnen verduidelijkt, vereenvoudigd, ingekort of geschrapt, maar de basisprincipes blijven uiteraard overeind. De nieuwe, of beter de herwerkte versie van de code wordt van kracht op 1 september 2019.
Respect voor het privéleven
Een aantal nieuwe richtlijnen zijn gebaseerd op uitspraken over klachten van de afgelopen 17 jaar. Ze kristalliseren de essentie uit die uitspraken rond vragen die geregeld opduiken. Zo zijn er nieuwe richtlijnen bij artikel 23 van de code over privacy, meer bepaald over respect voor het privéleven van publieke figuren, over het maken en uitzenden van beelden op openbare of voor de pers toegankelijke plaatsen en over identificatie van slachtoffers.
Wederhoor
Ook artikel 20 met een bijhorende nieuwe richtlijn over wederhoor is gebaseerd op de uitspraken van de afgelopen jaren. Waar de oude tekst zei dat een journalist vóór publicatie wederhoor moet vragen als hij zelf ernstige beschuldigingen uit die de eer en goede naam betreffen, verdwijnt het woord zelf uit het nieuwe artikel. Dat zegt nu dat de journalist een loyale kans op wederhoor biedt wanneer zijn berichtgeving ernstige beschuldigingen uitbrengt die de eer en de goede naam betreffen, wat betekent dat wederhoor vooraf ook aangewezen is wanneer in de berichtgeving beschuldigingen worden geuit door een derde en niet alleen door de journalist zelf. De Raad had dat principe al in verscheidene uitspraken toegepast en expliciteert het nu in een nieuwe richtlijn. De nieuwe tekst verduidelijkt ook het onderscheid tussen wederhoor (artikel 20) en wederwoord (artikel 7).
De richtlijn bepaalt bijkomend dat wederhoor de journalist niet ontslaat van zijn opdracht om zo waarheidsgetrouw mogelijk te berichten en zijn bronnen kritisch te benaderen, wat ook past in de strijd tegen fake news.
Digitalisering en fake news
Het is evident dat de herwerkte versie van de code aandacht heeft voor de evolutie in de media en de steeds verdergaande digitalisering. De principes gelden voor alle vormen van journalistiek, ongeacht de drager of het medium, maar de Raad vindt het toch raadzaam om enkele dingen te expliciteren, ook vanwege het heersende klimaat rond fake news. Zo bepaalt artikel 2 over waarheidsgetrouwheid voortaan expliciet dat snelheid niet mag voorgaan op waarachtigheid.
Daarnaast is er een nieuwe richtlijn over rechtzettingen bij online berichtgeving. Die bepaalt dat het bij ernstige fouten in online berichtgeving niet volstaat om een artikel te verwijderen of te updaten, maar dat de journalist in zulke gevallen de fout moet erkennen en de rechtzetting moet publiceren. Een update of verwijdering van een fout artikel kan een gemakkelijkheidsoplossing zijn, maar de mediagebruiker die het foute artikel heeft gelezen, heeft recht op correcte informatie en een loyale rechtzetting. Overigens onderstreept een rechtzetting dat een journalist onder alle omstandigheden waarheidsgetrouw wil berichten.
Een nieuwe richtlijn over de publicatie van opiniebijdragen gaat uit van dezelfde bekommernis. Uiteraard beslissen redacties in alle onafhankelijkheid welke opiniebijdragen ze publiceren of uitzenden, zoals bepaald in artikel 14 van de code. De Raad wil daar op geen enkele manier op ingrijpen. Verder ligt de verantwoordelijkheid voor de inhoud van een opiniebijdrage in de eerste plaats bij de auteur en is de journalist niet verantwoordelijk voor opinies van derden. Maar om de verspreiding van fake news via opiniebijdragen tegen te gaan, bepaalt de nieuwe richtlijn bij artikel 14 dat een journalist, wanneer hij weet dat een opiniebijdrage die hij publiceert relevante en manifeste feitelijke fouten bevat, dit duidelijk moet maken voor het publiek.
Wat digitalisering betreft is er ten slotte een nieuwe richtlijn over het gebruik van hyperlinks, die bepaalt dat een journalist de nodige context geeft wanneer hij een hyperlink plaatst en dat hij het belang van de link afweegt af tegenover de belangen die door het plaatsen ervan mogelijk geschaad worden. Deze nieuwe bepaling kan een leidraad zijn bij vragen over hyperlinks naar websites met bijvoorbeeld schokkende beelden, privégegevens, onwettige inhoud of fake news. Wanneer een journalist beelden of tekst van een andere website embedt in zijn eigen artikel, gaat de richtlijn een stap verder en zegt ze dat de journalist verantwoordelijk is voor het geheel.
Openheid
De herwerkte code besteedt ook aandacht aan het principe dat de journalist transparant en met open vizier werkt. Artikel 17 bepaalde al dat een journalist zichzelf en het doel van zijn optreden bekendmaakt bij het vergaren van informatie. De nieuwe tekst voegt daaraan toe dat hij zijn gesprekspartner zodanig informeert dat die voldoende geïnformeerd kan beslissen om aan de publicatie of uitzending mee te werken. Deze toevoeging is vooral bedoeld voor mensen in een kwetsbare situatie of voor mensen met weinig of geen media-ervaring.
Anonieme media – in de meeste gevallen websites – stroken volgens de herwerkte code in hun geheel niet met het basisprincipe van openheid en transparantie. Mediagebruikers moeten kunnen nagaan wie er achter een website schuilgaat. Daarom is bij de Beginselen opgenomen dat media aanspreekbaar moeten zijn voor het publiek en daarvoor de nodige identificatiegegevens beschikbaar moeten stellen.
Vereenvoudigd en ingekort
De richtlijnen over identificatie in gerechtelijke context, de omgang van de pers met minderjarigen en het gebruik van materiaal van sociale media zijn ingekort en vereenvoudigd met het oog op duidelijkheid en leesbaarheid, zonder aan de essentie ervan te raken. De richtlijn over de omgang van de pers met gebruikersinhoud of user generated content is geschrapt. In de vorige versie lichtte de code nog toe welke middelen er bestaan om gebruikersinhoud te modereren. Dat is intussen genoegzaam bekend en de richtlijn is nu in één zin samengevat in artikel 14 dat onder meer bepaalt dat de redactie haar webforums en sociale media in volle onafhankelijkheid beheert en de nodige maatregelen moet nemen om ongepaste inhoud te voorkomen of zo snel mogelijk te verwijderen.
Eigen praktijk en internationale input
De Raad voor de Journalistiek heeft zich voor de herwerking van de code gebaseerd op eigen ervaring en praktijk en is voor een aantal punten ook te rade gegaan bij buitenlandse persraden, die samen met de Raad deel uitmaken van de Alliance of Independent Press Councils of Europe. De herwerkte tekst is uitgebreid besproken in een bijzondere commissie en in de plenaire vergadering van de Raad voor de Journalistiek. Hij is zoals gewoonlijk bij consensus goedgekeurd en is vervolgens bekrachtigd door de raad van bestuur van de Vereniging van de Raad voor de Journalistiek op 4 juni 2019.
Op nagenoeg hetzelfde moment, op 12 juni 2019, keurde de International Federation of Journalists in Tunis haar herwerkte Global charter of ethics for journalists goed, met dezelfde basisprincipes en aandacht voor dezelfde topics als de Raad voor de Journalistiek.