Nieuwe richtlijn over pers en minderjarigen

De Raad voor de Journalistiek heeft een nieuwe richtlijn goedgekeurd over de omgang van de pers met minderjarigen. De richtlijn heeft aandacht voor het recht op bescherming en voor het recht op vrije meningsuiting van de minderjarige. Ook het begrip toestemming is erin opgenomen.

De richtlijn sluit aan bij artikel 15 van de code, dat gaat over de loyale manier van handelen door de journalist. Ze expliciteert wat die loyale handelwijze betekent in de omgang met minderjarigen.

Het belang van de minderjarige betekent iets anders voor een kleuter van  vijf en een jongere van zeventien. Bescherming en vrije meningsuiting krijgen voor beide groepen een wezenlijk andere invulling. Daarom, zegt de richtlijn, is het belangrijk om rekening te houden met de maturiteit en oordeelsbekwaamheid van de minderjarige, met de aard van het onderwerp, en met de emotionele betrokkenheid van de minderjarige bij het onderwerp.

Die elementen spelen ook een rol bij het begrip toestemming, dat nieuw is in de code. De Raad voor de Journalistiek heeft het begrip toestemming in het verleden wel al vermeld in verscheidene uitspraken over klachten. Meestal gebeurde dat met een verwijzing naar het begrip loyaal, dat wel al in de code stond. Maar voor minderjarigen vindt de Raad het belangrijk om het begrip toestemming expliciet op te nemen in de code, en te verduidelijken wanneer van wie toestemming nodig is.

Minderjarigen veranderen snel, terwijl artikels online vaak lang beschikbaar blijven, en ook in print of op TV of radio kunnen reportages hernomen worden. Precies omdat minderjarigen en ook hun context snel kunnen evolueren en wijzigen, vraagt de richtlijn om daarmee rekening te houden.

De richtlijn verwijst ook naar minderjarigen die in aanraking komen met het gerecht. Zo bevat ze een nieuwe paragraaf over minderjarigen die onder een maatregel van de jeugdrechter vallen. Die mogen volgens de strafwet nooit herkenbaar aan het woord of in beeld komen. De Raad voor de Journalistiek herinnert eraan dat dat strafbaar blijft, maar is tegelijk van oordeel dat het beroepsethisch verantwoord kan zijn om zulke jongeren onder welbepaalde voorwaarden toch herkenbaar aan het woord te laten of in beeld te brengen.

Verder herneemt de richtlijn in licht andere bewoordingen de richtlijn bij artikel 23 over identificatie in gerechtelijk context. De tekst is ook op die plaats aangepast, zodat beide passages identiek zijn.

De richtlijn geldt zowel voor reportages waarin minderjarigen zelf aan het woord komen, als voor berichtgeving waarin ze door ouders of andere volwassenen herkenbaar ter sprake of in beeld worden gebracht, terwijl ze zelf helemaal niet aan bod komen. De praktijk van de afgelopen dertien jaar leert dat het laatste tot meer klachten bij de Raad voor de Journalistiek leidt dan het eerste. 

De Raad pleegde over de nieuwe richtlijn overleg met het Kinderrechtencommissariaat, dat voor belangrijke inzichten zorgde. Tegelijk stak de Raad zijn licht op bij andere persraden in Europa via het AIPCE-netwerk, waarbij de Raad aangesloten is (Alliance of Independent Press Councils of Europe).

De volledige tekst van de richtlijn leest u hier